Handleiding Heuristiek |
Samenstelling Mark Rutgers, bewerkt door Pieter Wagenaar en Peter Groenewegen |
Laatst bijgewerkt: 07-01-20 08:08 Voorwoord "Bij de aanvang, maar ook nog in de loop van het onderzoek, word je als jonge onderzoeker geconfronteerd met de vraag waar je je literatuur vandaan haalt en hoe je ermee omgaat. In deze workshop komen vragen aan bod als: Hoe ontsluit ik academische informatiebronnen (current contents, cd-rom, citations etc.)? Hoe selecteer ik die literatuur? Hoe lees ik wetenschappelijke literatuur en hoe ga ik effectief met mijn leestijd om?" Bij het aanpassen van de tekst voor de Faculteit FSW van de VU is gebruik gemaakt van de handleiding gebruik van de OPC die de UBVU-staf heeft geschreven. Speciale dank gaat uit naar Ana van Meegen Silva en Jacob Uitermark, de vakreferenten van de afdeling FSW van de UBVU, voor hun waardevolle commentaar. Van volledigheid is hier geen sprake. In eerste instantie is dit materiaal verzameld vanuit de eigen ervaringen en voorkennis van de opsteller en bewerkers zelf. Voor aanvullingen, correcties en dergelijke houden wij ons aanbevolen. Voor gebruik van de hieronder genoemde bronnen buiten de VU kan het nodig zijn veranderingen aan de browser of de inbelverbinding aan te brengen. Zie de handleiding HIER.
Inhoudsopgave 2.1. Documentatiediensten 2.2. Een zoekprofiel opzetten 2.3. Planning 3.1. Bibliotheken 4.1. Beoordelen van bronnen 4.2. Bestuderen van documenten 4.3. Een conceptueel schema opstellen 5. Zoekinstrumenten of vindplaatsen 5.1. Van Encyclopedie tot overzichtsartikel 5.2. Bibliografieën 5.3. Catalogi 5.3.1. werken met de OPC 5.4. Current Contents, Referaattijdschriften, Citatie-indices 5.5. Overige niet-digitale bronnen 5.6. Digitale en Virtuele bibliotheek 5.7. Zoeken op Internet 5.7.1. Portals 5.7.2. Zoekmachines Bijlage 1: de internetdetective van de KB (kwaliteit van bronnen beoordelen) Als onderzoeker word je voortdurend geconfronteerd met literatuur. Zelfs de `zuiver empirisch' onderzoeker zal moeten refereren aan vakgenoten om de plausibiliteit van haar/zijn bevindingen te onderbouwen. De betekenis van `literatuurverwerking' kan beperkt worden opgevat als het lezen en interpreteren van voorhanden zijnde literatuur. Dat vormt echter een miskenning van de betekenis van het zoeken en vinden van dergelijke `gegeven' literatuur voor de interpretatie. In brede zin omvat literatuurverwerking de hele gang van het bepalen wat voor literatuur gewenst is tot het correct verwijzen naar gebruikte literatuur in een onderzoeksrapport of wetenschappelijk artikel. Hier wordt literatuurverwerking in brede zin opgevat, maar niet zo breed dat ook het eigenlijke schrijfproces ertoe wordt gerekend. Aan de hand van een viertal nauw verweven vragen kan het hele literatuurverwerkingsproces worden geïllustreerd: 1. Wat voor literatuur zoek ik? 2. Waar zoek ik die literatuur? 3. Hoe selecteer ik de gevonden literatuur? 4. Hoe bestudeer ik de gekozen literatuur? ad.1 Onderwerpskeuze: met als determinanten de gewenste (soort) inhoud van de literatuur en de vraag "hoe te zoeken" wat betreft kwaliteit en kwantiteit van de literatuur. Zie over kwaliteit ook: de internetdetective van de KB ad.2 Welke bronnen kan ik gebruiken om te zoeken, hoeveel tijd is er beschikbaar? ad.3 Selectie op grond van kenmerken van de titelbeschrijving (is die adequaat?) versus op basis van de inhoud van de documenten (is daarvoor tijd?) ad.4 Oppervlakkig of diepgravend? secundaire of primaire bronnen?
1. Heuristiek "Het is verspilling van moeite en mogelijkheden om te proberen literatuuronderzoek uit te voeren zonder op de hoogte te zijn van het bestaan, de gebruiksmogelijkheden en de beperkingen van deze hulpmiddelen." (Vorst, 1982: 9) Vinden Wat is in dit verband wetenschappelijke literatuur? Vorst omschrijft het in ruime zin als "alle schriftelijke uitwisseling van informatie tussen wetenschappers in hun rol van wetenschapsbeoefenaar." (Vorst, 1982: 14). In plaats van `wetenschappelijke literatuur' kan ook worden gesproken over voor onderzoek relevante documenten: die kunnen de vorm hebben van boeken, tijdschriften, congresverslagen, en dergelijke, waarin wetenschappers verslag doen van onderzoeksactiviteiten. Naast deze wetenschappelijke documenten is er nog een categorie die voor sociaal wetenschappers van belang is: documenten met sociale data, beleidsstukken, wetten, rapporten, enzovoort. Kortom: er is enerzijds literatuur ter bepaling van de stand van zaken in het wetenschappelijk debat, bijvoorbeeld, de theorie: de bestuurskunde, anderzijds literatuur als bron of representant van het onderzoeksobject, bijvoorbeeld, de empirie: het openbaar bestuur. Hier gaat het primair om de eerste categorie van documenten, dat wil zeggen dat niet uitvoerig wordt ingegaan op het zoeken naar bijvoorbeeld statistische databestanden. Dat neemt overigens niet weg dat het zoekproces in grote lijnen overeenkomstig is. ZoekenEen eerste, erg algemene, tweedeling in `zoekvormen' betreft de tegenstelling tussen ongestructureerd en gestructureerd zoeken. In zijn algemeenheid betekent heuristisch te werk gaan dat de ingeving een grote rol krijgt toegedeeld. Bijvoorbeeld de heuristische werking van Newtons appel, of Archimedes' bad. `Eureka' is etymologisch dan ook verwant met `heuristiek'. Meer in lijn met ons onderwerp is de toevallige ontdekking van een boek in de bibliotheek of de ramsj. De `toevallige vondst' is echter ook te stimuleren: regelmatig boekenkasten langslopen, boekhandels induiken, uitgeversfolders doorlopen, enzovoort, zijn daarvan een voorbeeld. Heuristiek loopt over in zogenaamde `serendipiteit' indien tijdens een bezigheid, bijvoorbeeld het opzoeken van een specifiek document, een open oog wordt gehouden voor mogelijke onverwachte vondsten, bijvoorbeeld door altijd even te kijken naar boeken een plank hoger of lager, of naar andere publicaties van eenzelfde auteur. Alhoewel heuristiek en serendipiteit essentieel zijn voor het wetenschappelijk werk is een ongestructureerde vorm van zoeken niet adequaat indien een bepaald onderwerp moet worden uitgediept. Gestructureerder vormen van onderzoek ontstaan bijna vanzelf: bijvoorbeeld door op titels of thema's te gaan zoeken in catalogi, door verwijzingen op te zoeken enzovoort. De explicietst gestructureerde vorm van literatuur-recherche ontstaat door gebruik te maken van een zoekplan (zie § 2.2). Er kunnen verschillende vormen van gestructureerd zoeken worden onderscheiden die elkaar kunnen steunen. Om vier vormen te noemen: * benadering van specialisten voor literatuursuggesties * via verwijzingen (citaties) zoeken (sneeuwbalmethode) * zoeken in catalogi * zoeken in bibliografieën De sneeuwbalmethode kan, zeker in combinatie met andere methoden, uiterst effectief zijn. Het idee is om via noten bij sleutelteksten snel aan aanvullende literatuur te komen. Dat levert natuurlijk alleen literatuur op die ouder is dan de sleuteltekst, maar de sneeuwbal kan ook omgekeerd worden ingezet: via citatie-indices (Web of Science/ ISI Web of Knowledge) is uit te zoeken in welke tijdschriften een sleuteltekst geciteerd wordt. Zo ontstaat al snel een overzicht van recente literatuur. Een gestructureerder vorm van zoeken is de bibliografische methode, hierboven opgesplitst in zoeken in catalogi en zoeken in bibliografieën. Omdat dat ook de methode is die de meeste uitleg vergt, ligt er in deze handleiding de nadruk op. Tenslotte, via noten kun je ook op een idee gebracht worden welke trefwoorden nuttig zijn om op te zoeken in electronische bestanden. De keuze om tijd te investeren in structurering of om meer vrijblijvend te werk te gaan is afhankelijk van de fase van het onderzoek, de aard van de bronnen en de beschikbare tijd, maar die keuze moet weloverwogen worden genomen. Het maken van een goede zoekstructuur veronderstelt namelijk een redelijk inzicht in de te verwachten vondsten in aard en omvang. Bovendien zal in de loop van een onderzoek soms afwisselend gebruik worden gemaakt van meer en minder gestructureerde zoekvormen.
2. Literatuur-recherche
2.1 Documentatiediensten Gewoonlijk beschikken documentatiecentra over professionele documentalisten. Via documentatiediensten is het mogelijk gericht informatie te laten aanleveren. Bijvoorbeeld door zoekopdrachten te verstrekken, hetgeen gewoonlijk kosten met zich meebrengt, of door van het documentatiecentrum aanwinstenlijsten, current contents en/of knipselkranten te verkrijgen. Belangrijk is Lexis-Nexis. Voor vier eeuwen Nederlandse kranten, zie de speciale site van de KB. Voorbeelden van documentatiediensten: - Narcis - Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Maar meestal zul je je materiaal toch zelf op moeten zoeken. In dat geval begin je met het opzetten van een zoekprofiel.
2.2 Een zoekprofiel opzetten "Kennis is niet in zichzelf begrensd. We kunnen altijd nog meer weten over een bepaald onderwerp. Het aantal vragen dat we erover kunnen stellen is vrijwel onbeperkt. De consequentie is dat het zoekdoel in het geval van een onderzoek geen kant en klaar gegeven is, maar door de onderzoeker zélf moet worden gecreëerd." (Verschuren, 1988: 31) Literatuur-recherche houdt een gericht onderzoek in naar bronnen in documentvorm. Een goede, doordachte afbakening vooraf is noodzakelijk. Daarbij gaat het zowel om begrenzing van de onderwerpen waarop gezocht wordt: naar auteurs, tijdschriften, periode, taalgebied en natuurlijk vooral onderwerp, als om een beperking van de zoekplaatsen: lokaal, nationaal, bibliografieën, catalogi, cd-rom. Ook een inschatting van de gewenste volledigheid is nodig: algemeen overzicht, gedetailleerde analyse, en de verlangde aard van de verkregen documenten: monografieën, artikelen, archiefstukken, primaire en secundaire bronnen. Dit alles leidt ertoe dat het wenselijk is een zoekprofiel op te stellen. Vanzelfsprekend zal een zoekprofiel in eerste instantie schetsmatig zijn. Immers op basis van bijvoorbeeld een beperkte zoektocht en/of informatie van anderen is een goede inschatting en keuze pas mogelijk. Een goed begin is om een aantal leer- en handboeken en overzichtsartikelen te raadplegen voor `sleuteldocumenten' en een globale verkenning te maken (terzijde: dat is dus niet het zelfde als `een mondiale') in de lokale bibliotheek. Daarna is het mogelijk een uitgebreider, echt zoekplan op te stellen. Vorst beschrijft vier stappen voor het voorbereiden van een zoeksessie: 1. Zorgvuldige beschrijving van de precieze vraagstelling. Hou hierbij in gedachten dat het raadzaam is ook te zoeken op synoniemen van je centrale begrippen. 2. Beschrijving van het soort literatuuronderzoek: vooronderzoek, beleidsmatig, voor onderwijs. 3. Soort gewenste publicaties 4. Keuze van de te doorzoeken bestanden. Het eigenlijke uitvoeren van een literatuur-recherche - het feitelijke zoekproces - vereist kennis van en ervaring met het systeem waarin en/of -mee wordt gewerkt. Enige tijdsinvestering in het kennismaken met de structuur en de mogelijkheden is dan ook altijd noodzakelijk.
2.3 Planning "De belangrijkste oorzaak van problemen in de uitvoeringsfase en van tegenvallende onderzoeksresultaten is dat de onderzoeker te snel en ondoordacht begint, zonder zich eerst af te vragen welk doel zij of hij wil bereiken en via welke weg dat het beste kan. Nodig is het maken van een plan.` (Verschuren, 1988: 19) Hoe lang moet je doorzoeken? Voor de planning is een inschatting nodig van de zoektijd gerelateerd aan de beschikbare tijd voor zoeken, bestuderen en rapporteren. Kortom, minstens zo belangrijk als de planning van het eigenlijke zoekplan, is de inschatting van de verwerkingstijd: een literatuurrecherche omvat immers ook de verwerking van het gevondene. Het heeft vanzelfsprekend weinig zin documenten te verzamelen waarvoor de tijd ontbreekt om ze te raadplegen! Voor een indicatie is het eenvoudigst het aantal aangetroffen titels te vermenigvuldigen met de benodigde tijd om deze te raadplegen, bijvoorbeeld voor een eerste oriëntatie vijf minuten per titel - mits ze beschikbaar zijn. Veel moeilijker is een realistische inschatting voor diepgravender studie: bijvoorbeeld 10% van de gevonden documenten en gemiddeld 4 uur per stuk. Het is momenteel mogelijk binnen recordtijd een gigantische hoeveelheid verwijzingen naar documenten te vinden als het onderwerp niet al te specifiek is. Hèt probleem bij de hedendaagse literatuurrecherche betreft de verkrijgbaarheid van de documenten. Het is weliswaar prachtig om artikelen te vinden, maar als het betreffende tijdschrift alleen in Canada of Australia kan worden geraadpleegd neemt de waarde snel af! Voor wie toch internationaal wil zoeken, verreweg de belangrijkste bibliotheek ter wereld is de Library of Congress in Washington DC. Worldcat heeft de pretentie alle catalogi van de wereld te bestrijken
3.1 Bibliotheken Er zijn alleen al in Nederland honderden bibliotheken, met tezamen miljoenen titels. De KB en UB's bevatten tegen de 15 miljoen banden en ver over de 100.000 tijdschriften Toegang daartoe verkrijg je via het Openbaar Bibliotheek Netwerk (OBN), en via de lijst van alle bestanden benaderbaar via KB. Misschien ten overvloede: beide zijn benaderbaar via de UBVU. Een overzicht van alle Nederlandse bibliotheken vind je in de Nederlandse bibliotheek- en documentatiegids, of via bibliotheek.nl. Wie digitaal naar bibliotheken wil zoeken, ook wereldwijd, wordt verder geholpen via een speciale pagina van de KB. 1. Openbare BibliothekenDeze hebben soms een interessante collectie. Meestal is hun waarde voor onderzoek echter beperkt. 2. Wetenschappelijk Bibliothekena. Koninklijke Bibliotheek (Den Haag) De Koninklijke Bibliotheek (KB) vervult de rol van nationale bibliotheek in Nederland. Dat komt met name tot uiting door haar positie in het netwerk van bibliotheken en de daar ondergebrachte landelijke catalogi, zie de lijst van alle bestanden benaderbaar via KB. De eigen collectie van de KB betreft echter voornamelijk de geestes- en sociale wetenschappen. Vele landen hebben nationale bibliotheken. Deze hebben gewoonlijk vier taken (Vorst, 1982: 70): 1. Nationale literatuurproductie verzamelen en bewaren. Meestal inclusief hetgeen elders over eigen land, volk en cultuur wordt gepubliceerd. 2. Beschrijving in een nationale bibliografie. 3. Centrale catalogi (van de gezamenlijke wetenschappelijke en speciale bibliotheken). 4. Coördinatie van nationale en internationale leenverkeer. Maar, de KB voorziet niet in al deze taken; zo is er in Nederlands slechts een vrijwillig depot, dat overigens wel heel goed werkt. Evenmin is er een echte nationale catalogus in Nederland. De firma Sijthoff verzorgt sinds 1832 een soort nationale bibliografie: Brinkman's Catalogus voor Boeken (de eerder genoemde `Brinkman'). Die is intussen overgegaan in de Nederlandse Bibliografie Online. Alle in Nederland uitgegeven boeken uit de periode 1540-1800 bevinden zich in een speciale catalogus van de KB: de Short Title Catalogue Netherlands. Zoals gezegd hebben de KB en PICA het beheer over twee belangrijke catalogi: - Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) van boeken, waarin tegenwoordig de Centrale Catalogus van Periodieken is opgenomen Beide bestanden zijn via de UBVU benaderbaar b. Universiteitsbibliotheken Gewoonlijk bestaat een universiteitsbibliotheek (UB) uit een centrale bibliotheek en een aantal `satelliet'-bibliotheken. De relatie tussen deze verschilt per universiteit. De UBVU heeft een centrale bibliotheek waarin alle afdelingsbibliotheken zijn ondergebracht. Alles is dus vanuit één centrale catalogus te benaderen. In principe verzamelen universiteitsbibliotheken alle terreinen die de universiteit omvat, maar gewoonlijk is men daar binnen gespecialiseerd, dikwijls op basis van landelijke afspraken. Zo komt het bijvoorbeeld steeds vaker voor dat dure tijdschriften slechts op één plaats in Nederland voorhanden zijn. c. Provinciale en stadsbibiotheken Sommige daarvan zijn zeer omvangrijk of hebben bijzondere collecties: - Bijvoorbeeld de Bibliotheken en Leeszalen der Gemeente Rotterdam beheren de Erasmus collectie d. Andere wetenschappelijke bibliotheken Niet-universitaire wetenschappelijke bibliotheken (genootschaps-bibliotheken): - de bibliotheek van de KNAW te Amsterdam - de bibliotheek van het Teylers Museum te Haarlem - Vrouwenstudies IIAV - Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) f. Overige - Vredespaleis - Gespecialiseerde bibliotheken van hogescholen (HBO), bijvoorbeeld de NPA Politiebibliotheek 3. Speciale Bibliotheken a. Overheidsbibliotheken - Centraal Bureau voor de Statistiek - Sociaal Cultureel Planbureau - Ministeriële bibliotheken b. Bedrijfs- en instituutsbibliotheken - Blindenbibliotheek te Utrecht - De bibliotheek van de Bank Nederlandse Gemeenten 4. Documentatiecentra - Ministeriële documentatiecentra - Documentatiecentra van landelijke verenigingen - Wetenschappelijke documentatiecentra: bv. Narcis 4.1 Beoordelen van bronnen Gepubliceerd materiaal is nog geen kwalitatief goed materiaal! Het probleem is de taxatie van de waarde van een vondst op basis van een titelbeschrijving of, als je geluk hebt, een excerpt. Uitgangspunt in de wetenschap is dat beoordeling primair plaatsvindt door de vakgenoten (de `peers'). In dat opzicht kan de aard van de bron een aanknopingspunt bieden bij de bepaling van het belang van een document. Bijvoorbeeld omdat het verscheen bij een uitgever van naam, in een belangwekkend tijdschrift of gepresenteerd is op een internationaal congres. Ook de aard van publicaties speelt een rol: Rapport: Gewoonlijk op kleine schaal verspreid, nauwelijks beoordeeld door derden. Congresverslagen en proefschriften: De waarde van proefschriften verschilt sterk per land. Soms is een proefschrift een heel zware publicatievorm, soms wordt het nauwelijks beoordeeld door derden en verschijnt het niet in druk. Tijdschriften: reviewed, niet reviewed, lokaal, mondiaal, etc. Altijd op z'n minst een toets door een serieuze redactie. Boek: reader of monografie. De monografie is nog steeds te beschouwen als de zwaarste publicatievorm. Gereviewde internationale tijdschriften hebben echter eenzelfde gewicht. Aard en omvang van het betoog is echter verschillend. Zeer behulpzaam zijn overzichtsartikelen en inleidingen! Reviews kunnen behulpzaam zijn, maar zijn vanzelfsprekend sterk auteursafhankelijk; sterker dan overzichtsartikelen omdat in een review een `gewogen oordeel' moet worden gegeven. Vanzelfsprekend vormen verwijzingen een belangrijke bron. Vorst wijst er bijvoorbeeld op dat 80% van de vermeldingen in de vakliteratuur verwijst naar minder dan 20% van de publicaties. (terzijde: Zo'n 10% van de onderzoekers publiceert veel en regelmatig). Als een auteur een belangrijk werk heeft geschreven, zoek dan naar een gelijktijdig artikel. Kijk altijd naar reviews (half tot drie jaar later). Zie over het beoordelen van de kwaliteit van bronnen ook: de de internetdetective van de KB 4.2 bestuderen van documenten Er zijn verschillende manieren om studiemateriaal door te nemen. De volgende opsomming heeft geen limitatieve pretentie, maar wijst meer op de intentie waarmee wordt bestudeerd. De volgorde is bovendien min of meer de opeenvolging van de aard van studie tijdens een onderzoek (vrij naar Hout Wolters, Jongepier & Pilot): - Oriënterend doornemen: ter verkrijging van een eerste indruk van inhoud en opbouw. - Globaal doornemen: streven naar algemeen inzicht in hoofdzaken en (daartoe) behandelde stof. - Grondig bestuderen: aandacht voor hoofdzaken en details om betoog goed te begrijpen. - Zoekend doornemen: bestuderen ter beantwoording van een specifieke vraag. - Kritisch analyseren en beoordelen: streven naar een gefundeerd oordeel over de inhoud. Na het altijd noodzakelijk oriënterend doornemen zal de verdere keuze afhangen van de eigen voorkennis en de fase van het onderzoek. Globaal doornemen is bijvoorbeeld een strategie die zowel in een verkennende als in een afrondende fase van pas komt. Grondig bestuderen is van belang om enerzijds een goede basis te leggen, als wel om sleutelpublicaties te doorgronden. Beperk echter het grondig lezen tot enkele meer algemene boeken, of een sleutelauteur in het vooronderzoek en in de beginfase als de probleemstelling nog minder helder is. Is die echter redelijk inzichtelijk dan zal zoekend doornemen al snel de meest gebruikte leesstrategie worden. Het oriënterend doornemen heeft behalve als selectiefunctie om de waarde van een document te bepalen ook een betekenis voor bepaling van het moment waarop het document relevant wordt in het kader van het onderzoek. Ga een document dat in de huidige fase van het onderzoek geen grote relevantie heeft niet te snel al vast grondig bestuderen als het pas `drie hoofdstukken later' nodig is. Voor oriënterend doornemen raden Hout Wolters, Jongepier & Pilot (1985: 56) aan om ten minste te kijken naar: * titel (bij vertaling ook oorspronkelijke titel) * jaar van uitgave (actualiteit) * inhoudsopgave (inhoud en ordening van materiaal) * uitgeversteksten: achterkant, voor- en achterflap (schets van inhoud en/of auteur) * zakenregister (i.v.m. kernbegrippen) * voorwoord (intenties van de auteur) * samenvatting Van Rossum (1993) voegt daaraan nog toe: * de literatuurlijst * blader eens in het wilde weg door het boek. De betekenis van de literatuurlijst moet niet worden onderschat. Deze kan veel inzicht geven in de plaats van de auteur in het wetenschappelijk debat (stroming, discipline, gebruikt hij/zij de sleutelpublicaties?). In sommige gevallen blijkt de literatuurlijst achteraf de belangrijkste informatie te hebben opgeleverd, namelijk een interessante andere titel. Evenzo kunnen de noten informatie opleveren over de grondigheid van een auteur en/of over zijpaden die wellicht voor het eigen onderzoek van centraal belang blijken te zijn! Bij grondig doornemen moet worden gedacht aan het gedetailleerd bestuderen van een tekst, waarbij het maken van aantekeningen noodzakelijk is. Bij geleende boeken vanzelfsprekend op papier of beter nog rechtstreeks elektronisch. Later invoeren kost extra tijd. Als een boek eigen bezit is, is het handig om in eerste instantie belangrijke passages aan te strepen, zodat later een gewogen commentaar kan worden geschreven. Overigens is het nooit raadzaam te veel in de tekst te onderstrepen, zeker niet met pen. Vooral als een sleuteltekst enige weken, maanden of jaren later weer ter hand moet worden genomen kunnen oude onderstrepingen uitermate hinderlijk blijken. Merktekens in de kantlijn hebben het grote voordeel dat bij herlezing te tekst niet `misvormd' wordt. Een 0.5 mm potlood, HB of B, is ideaal voor `strepen en krassen'. Zorg dat een volledige titelbeschrijving aanwezig is, en niet los kan raken van aantekeningen en kopieën, bij voorkeur elektronische en hardcopy versie bewaren. Maak in excerpten en commentaren veelvuldig gebruik van verwijzing naar de relevante pagina's. Later terug zoeken is meestal moeilijk en zeer frustrerend. Maak geen `middelbare school' samenvattingen. Over enkele weken, maanden of jaren zijn de eigen interpretaties meestal onbruikbaar geworden. Hoe het eigenlijk zat is inmiddels onbekend en de vragen waarmee je bezig bent zijn inmiddels van aard gewijzigd. Wat dan wel? Aarzel niet excerpten ruimschoots te voorzien van citaten, kopieer lagere stukken eventueel. Met andere woorden volg niet standaard scholierenadvies dat bijvoorbeeld Van Rossum (1993: 62) aan studenten geeft: 'Geneer je niet de stijl van het Nederlands Jeugdjournaal te gebruiken'. Realiseer je tevens dat bij echt onderzoek de volgende opmerking evenmin soelaas biedt, zelfs al heb je de pagina's wel genoteerd, terwijl het oorspronkelijke document weer in de kelders van een bibliotheek (welke ook alweer?) ligt of per post terug is naar Australië: 'mocht later bij het herhalen blijken dat je een bepaalde passage al te cryptisch hebt opgeschreven, dan heb je de originele tekst al snel bij de hand'. Behandel excerpten en aantekeningen even zorgvuldig als de eigenlijke documenten die ze vervangen: zorg dat ze goed worden opgeborgen en ontsloten. Een goede collectie kan een carrière lang mee gaan! Tenslotte, er zijn tegenwoordig computerprogramma's in de handel die niet alleen bibliografische databases op internet doorzoeken, maar ook je verwijzingen voor je organiseren en literatuurlijsten maken. Op de VU is EndNote in gebruik. Bekijk het eens.
4.3. Een conceptueel schema opstellen
5. Zoekinstrumenten of vindplaatsen Grofweg zijn de volgende typen van belang: 1. De eigenlijke bibliografische informatie: de titelbeschrijving (auteur, titel, enzovoort). Zonder deze informatie blijven documenten onvindbaar. Een vorm van rechtstreekse ontsluiting gebaseerd op de titelbeschrijving vormt een alfabetische ordening van de titelbeschrijvingen op hoofdwoord en een (eraan gekoppeld) zoeksysteem op trefwoord. 2. De ordening van de titelbeschrijvingen: classificatiesystemen. Een classificatiesysteem biedt een inhoudelijke ingang op documenten. De wijze waarop de verwijzingen naar documenten zijn geordend, verschaft op zichzelf informatie. Open opstellingen volgen altijd een bepaald classificatiesysteem. Door de samenwerking van de Nederlandse bibliotheken in de Nederlandse Centrale Catalogus is de Nederlandse Basisclassificatie (NBC) uitgegroeid tot het belangrijkste classificatiesysteem. Ook het collectievormingsprofiel van de UBVU is hierop geënt. Voorheen werd het Universal Decimal Classification (UDC) het meest gebruikt. Nog steeds gebruiken de Nederlandse openbare bibliotheken de UDC. 3. Trefwoordenregisters, thesauri e.d. De bibliotheek van FSW werkt met Engelstalige trefwoorden. 4. Excerpten: korte karakteriseringen van de inhoud. 5. Verwijzing en citaties.
5.1 Van Encyclopedie tot overzichtsartikel Om te beginnen zijn vooral encyclopedieën van grote waarde. Goede encyclopedieën zijn gewoonlijk geschreven door wetenschappers met verstand van zaken. Naast de algemene encyclopedieën (bijvoorbeeld de Winkler Prins, maar vooral de internationaal vermaarde Encyclopedia Brittanica en de Grande Encyclopedie (de Larousse), of op internet Wikipedia zijn er op vele wetenschapsgebieden specifieke encyclopedieën. Een belangrijke encyclopedie voor de sociale wetenschappen is bijvoorbeeld de International Encyclopedia of Social & Behavioral Sciences. Een tweede belangrijke algemene bron om een zoekactie beginnen vormen hand- en leerboeken. Gewoonlijk zijn de betere per onderwerp voorzien van literatuurverwijzingen. Tenslotte is het raadplegen van een aantal overzichtsartikelen uitermate waardevol in een beginfase. Helaas zijn overzichtsartikelen niet ruim gezaaid en vereist het verkrijgen ervan een literatuurrecherche op zichzelf. Een dikwijls valide uitgangspunt is dat `feest- en jubileumbundels' dikwijls overzichten bevatten, evenals oraties. Bijvoorbeeld R.B. Denhardt, "Public Administration Theory. The State of the Discipline," in: N.B. Lynn & A. Wildavsky, Public Administration: The State of the Discipline, Chatham, Chatham House, 1990, pp 43-66. N.b. een `beginfase' in een poging literatuur te verwerven is niet noodzakelijkerwijs het begin van een onderzoek. Tijdens een onderzoek moet dikwijls een bepaald onderwerp verder worden uitgediept. Ook dan is sprake van een `beginfase' in de literatuurverwerving.
5.2 Bibliografieën 1. Bibliografieën van bibliografieën: de bronnen om uit te vinden of er een bibliografie bestaat op een specifiek onderwerp. Bijvoorbeeld: - The Bibliographic Index: A Cumulative Bibliography of Bibliographies. New York,: Wilson, 1973 - 2. Algemene Bibliografieën: Bieden een overzicht van publicaties binnen een zeer ruim kader. Bijvoorbeeld: - Cumulative Book Index - Global Books in Print - VLB Aktuell (Duitsland) - Électre-Biblio (Frans) 3. Nationale Bibliografieën: Overzichten van alle boekpublicaties in een bepaald land. Meestal met systematische indelingen en trefwoordenregisters. Bijvoorbeeld: - Brinkman's Catalogus voor Boeken (de `Brinkman'). - Nederlands Bibliografie/A-lijst (sinds 1983: in de Officiële Mededelingen van de VBBB): titelbeschrijving van boeken, eerste afleveringen en themanummers van tijdschriften - NESTOR (Netherlands Educational and Scientific Titles) - GLIN (Grijze literatuur in Nederland) - Britisch National Bibliography - Deutsche Bibliograpie - Bibliographie Nationale (Frankrijk) - Library of Congress (U.S.A.) 4. Bibliografische gidsen, literatuurgidsen of speciale bibliografieën: bieden een overzicht van de literatuur op een bepaald vlak (naar tijd, taal, o.i.d.). Bijvoorbeeld: - B. Gournay, Public Administration; French Bibliographical Digest, 1963 - C.B. McCurdy, Public Administration. A Bibliographic Guide to the Literature, 1985. - Nederlands Bibliografie/B-lijst (sinds 1984: Samsom uitgeverij): publicaties van bestuurslichamen, wetenschappelijke instellingen en vergelijkbare organisaties, in eigen beheer uitgegeven proefschriften. - Bibliografie van in Nederland verschenen Officiële Uitgaven bij Rijksoverheid en Provinciale Besturen (sinds 1929; n.b. ook vrijwel volledig opgenomen in `de Brinkman'). - Bibliografie van in Nederland verschenen Kaarten. 5. Uitgeverscatalogi of Books-in-print: Overzicht van de via de boekhandel verkrijgbare literatuur. Gewoonlijk met ingangen op auteur, onderwerp en trefwoord. Bijvoorbeeld: - Catalogus van het Boekhuis (Culemborg) - Book-in-Print 6. Bibliografieën van tijdschriften: Geven een opsomming van de bestaande tijdschriften en hun aard. De UNESCO, bijvoorbeeld, verzorgt een dergelijk bibliografie. Voorbeelden zijn: - Academics Index - Internationale Bibliographie der Zeitschriftliteratur - Ulrichs Periodicals Directory 7. Bibliografieën van onderzoek: Overzichten van lopend onderzoek. Bijvoorbeeld de overzichten verzorgd door het SISWO. 8. Elektronische bibliografieën: Veel van de genoemde bibliografieën worden tegenwoordig in elektronische vorm aangeboden. Ze voor een literatuuronderzoek allemaal doorlopen, is uiteraard onmogelijk. Onmisbaar bij het schrijven van elk serieus stuk zijn wél: PICA en de daarmee benaderbare SWL, PICARTA (een combinatie van de NCC, Netfirst en Online contents), en natuurlijk de al eerder genoemde Online contents, waarmee tijdschriftartikelen te vinden zijn. Online contents kent een thematische onderverdeling. Kijk eens in Online Contents - Sociale wetenschappen, Online Contents - Humaniora en Online Contents - Rechten / Bestuurskunde / Politiek. Werp daarnaast eens een blik op het Web of Science/ISI Web of Knowledge (3 citatie-indices: Science Citation, Social Sciences Citation Index, Arts & Humanities Citation Index), de Biografie Nederlandse Sociale Wetenschappen, PCI (3880 tijdschriften), en natuurlijk de Brinkman en het bestand Grijze Literatuur In Nederland.
5.3 Catalogi Er zijn drie typen catalogi te onderscheiden: 1. alfabetisch: - op hoofdwoord. - op titelwoord - op trefwoord 2. systematisch - tegenwoordig steeds vaker op basis van de NBC 3. bijzondere catalogi (van subcollecties) De belangrijkste landelijke catalogi in Nederland zijn: - Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) van boeken, waarin opgenomen de Centrale Catalogus van Periodieken Deze staan onder regie van de Koninklijke Bibliotheek (KB) te Den Haag en van PICA. De NCC is ook toegankelijk via elke UB (Contents On line) en via Internet, maar de vindplaatsen van oudere literatuur zijn via deze weg niet te vinden. Dan rest zelf naar de KB gaan en in de kaartenbakjes zoeken of bellen: Voorbeelden van meer vakspecifieke landelijke catalogi: - Centrale Technische Catalogus (Delft) - Centrale Economische Catalogus (ministerie van economische zaken) 5.3.1. werken met de OPCDe lokale bibliotheekcatalogus of Online Publieks Catalogus (OPC) vormt gewoonlijk een belangrijk beginpunt voor het zoeken naar literatuur De OPC vormt het meest directe zoekbestand. Daarbij kan het zoeken betrekking hebben op een lokale collectie of (via de PICA-bestanden of Online Contents) alle wetenschappelijke bibliotheken omvatten. Overigens vergt het werken met de OPC enige ervaring: Het systeem is snel toegankelijk, maar zeker niet foutloos!
5.4 Current Contents, Referaattijdschriften, Citatie-indices - Current Contents; Social & Behavioral Sciences - SWL - Periodicals Contents Index In Referaattijdschriften wordt de inhoud van publicaties thematisch gepresenteerd. Zie bijvoorbeeld: - Dissertation Abstracts - Aslib Index of theses - Bibliographie der Sozialwissenschaften, 1905 - Social Sciences (and Humanities) Index, 1907- - Register Nederlandse Officiële publicaties (ISBN 90 73340 01 2) - Register Kamerstukken (ISBN 90 73340 047) - Register Europese Officiële publicaties (ISBN 90 73340 02 0) - Register Uitvoeringsregelingen Nederlands (ISBN 90 73340 03 9) De meeste van deze referaatttijdschriften zijn inmiddels overigens vervangen door electronische versies, zie bijvoorbeeld overheid.nl; alle handelingen van de Kamer staan op statengeneraaldigitaal). Via citatie-indices, tenslotte, kan uitgezocht worden waar een artikel geciteerd wordt. Ze zijn onontbeerlijk voor 'omgekeerd sneeuwballen'. Kijk eens naar: - Science Citaton Index; speciaal de Social Science Citation Index (SSCI)
5.5 Overige hulpmiddelen Vele bibliotheken geven eigen (onderwerpsgebonden) overzichten uit en lijsten van nieuwe aanwinsten. Het loont de moeite om daar eens doorheen te lopen. Onmisbaar voor elk bibliografisch onderzoek zijn tenslotte de ISBN- en ISSN-nummering, en de CIP-gegevens. Het ISBN-nummer (Internationaal Standaard Boeknummer) is een internationale gebruikte code om boeken mee te identificeren. Ieder ISBN-nummer is uniek. Het bestaat uit 10 cijfers, met de volgende betekenis: landaanduiding, uitgeversnummer, titelaanduiding en tenslotte een controlecijfer. Iets soortgelijks is het International Standard Serial Number (ISSN ), dat bedoeld is voor seriële publicaties (tijdschriften, jaarboeken). Het bestaat uit 8 cijfers. De CIP-gegevens vormen een officiële titelbeschrijving, die te vinden is op de achterkant van de titelpagina, aan de onderkant. Ze zijn de basis waarop catalogi, bibliografieën etc. worden vervaardigd. Tegenwoordig is ook het zg. 'DOI-nummer' belangrijk.Het vormt een unieke verwijzing naar boeken en artikelen op internet.
5.6 Digitale en Virtuele bibliotheek De benaming digitale en virtuele bibliotheek worden echter niet alleen gebruikt om de digitalisering van bestaande mogelijkheden en de daarmee vergrote zoekmogelijkheden aan te duiden. Minstens zo interessant is de opkomst van specifieke elektronische bestanden en de digitalisering van de documenten zelf. Meest basale voorbeelden daarvan zijn de beschikbaarheid van al het werk van bijvoorbeeld de schrijver William Shakespeare en de filosoof Thomas Hobbes op Internet. Deze bestanden zijn voor serieus onderzoek vaak nauwelijks bruikbaar, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit van het materiaal niet goed te bepalen is, of omdat alle annotaties bij de werken zijn verdwenen. Interessanter zijn de digitalisering van bijvoorbeeld archiefstukken en handschriften en de opkomst van elektronische tijdschriften. Met de benaming `virtuele bibliotheek' wordt geduid op een situatie waarin geen fysieke bibliotheek meer voorhanden is en de lener uitsluitend nog beslag kan leggen op gedigitaliseerde informatie. Als onderzoeker is het van belang deze ontwikkelingen te volgen en te gebruiken. Alhoewel dit alles aantrekkelijke aspecten heeft zijn er ook nadelen aan verbonden: Ten eerste is er een overload aan bronnen te vinden. Vroeger werd de mogelijkheid literatuur te vinden fysiek beperkt: de lokale bibliotheek, een studiebezoek in het buitenland. Waar nu enerzijds een `volledig' overzicht van documenten over een bepaald onderwerp mogelijk wordt, is het anderzijds onmogelijk om deze informatie ooit nog echt te bestuderen en te verwerken. Het gevolg is dat de onderzoeker zelf willekeurige selectiecriteria moet gaan invoeren! Daarbij moet gedacht worden aan, stringente, maar altijd willekeurige beperkingen in de publicatieperiode (literatuur vanaf 19..) of aan beperkingen in de beschikbare onderzoekstijd (alles wat binnen drie weken op mijn bureau kan liggen), dan wel ruimtelijke beperkingen (toch maar weer alles wat in de lokale bibliotheek beschikbaar is?). Ten tweede bestaat het gevaar dat steeds meer verwijzingen naar documenten kunnen worden gevonden, zonder dat de documenten zelf beschikbaar komen (zeer frustrerend). Of als een veelbelovend document eindelijk verkregen is blijkt het toch niet relevant of inhoudelijk zwak (minstens zo frustrerend). N.b. het laatste risico neemt toe naarmate de zoektocht sterker `multidisciplinair' is: de betekenis van sleuteltermen kan aanzienlijk wijzigen, om maar te zwijgen over identieke termen die volstrekt andere begrippen aanduiden. Ten derde blijft de ontsluiting van oudere documenten vaak achter, al is de UBVU hierop een gunstige uitzondering. Bibliotheken verschillen in dit opzicht van elkaar. Telefonisch contact, of een bezoek aan de KB, blijft dus van belang. Ten vierde behoudt het grasduinen langs boekenkasten een grote heuristische waarde, onverlet de zeer grote mogelijkheid elektronische heuristieken te benutten (`browsen' in databases). De term virtuele bibliotheek heeft een iets andere invulling: voorgaande plus: - elektronische tijdschriften - databases van primaire bronnen De UBVU beschikt over vele elektronische tijdschriften. Toegangen die je daarnaast in ieder geval moet gebruiken zijn Science direct (1200 Elsevier tijdschriften), Springerlink (o.a. 700 Kluwer tijdschriften), en Proquest (sterk in sociale wetenschappen). Vaktijdschriften die via internet bereikbaar zijn, zijn voor bestuurskunde Binnenlands Bestuur, en Bestuurskunde (dat een uiterst waardevol online archief bijhoudt). Tenslotte bieden kranten en weekbladen gedeelten van hun 'content' via het net aan. Kijk eens in het archief van de Staatscourant, en Lexis-Nexis. Soms zijn afleveringen van Engelstalige tijdschriften van voor de informatierevolutie toch in gedigitaliseerde vorm raadpleegbaar via JSTOR en PCI. De zoekmachine Google heeft intussen ook een 'Scholar' ontwikkeld, een speciale zoekmachine voor online wetenschappelijke artikelen, en maakt het via een andere machine, 'Google Print', mogelijk om gedeeltes van boeken online te lezen. Daarbij wordt aangegeven waar de geinteresseerde het hele boek kan vinden. Google is momenteel bezig samen met enkele gerenommeerde bibliotheken zoveel mogelijk boeken te scannen. Via het project DARE proberen de Nederlandse universiteiten al hun onderzoeksresultaten online toegankelijk te maken. Digitale tijdschriften zijn inmiddels voor tablets en telefoons ontsloten via de speciale app BrowZine, die je hier kunt downloaden: http://thirdiron.com/download. Een limitatieve opsomming van alle voor de wetenschap relevante databases van primaire bronnen is onmogelijk. Er moeten bovendien, zoals hierboven al aangegeven, keuzes worden gemaakt voordat we aan ons onderzoek beginnen. Welke bestanden rekenen we nu tot onze virtuele bibliotheek? Voor studenten FSW zijn in ieder geval van belang de databases die ontsloten worden via overheid.nl (alle regelgeving en beleid van de Nederlandse overheid; alle handelingen van de Kamer staan op statengeneraaldigitaal), en de Staatsalmanak. Daarnaast biedt een aantal van de onderzoeksinstituten bestanden aan, die de moeite van het doorzoeken meer dan waard zijn. Kijk eens bij het CBS, het SCP, Eurostat, NIVEL, Trimbos, de Worldbank, de Unesco en het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen. Toegang tot nog veel meer is te verkrijgen via de Gale Directory of Databases. Heel interessant is politiekarchief.nl , waarop een schat aan beeldmateriaal wordt ontsloten.
5.7 Zoeken op Internet Natuurlijk is ook Internet zelf een onschatbare bron van informatie, maar het grote probleem met dit medium is dat veel tijd nodig is om te bepalen wat wel en niet interessant is. Ook voor Internet geldt dat het verstandig is om een tentatief zoekplan op te stellen. Navraag bij collega's over interessante `sites' blijft van belang. Overigens heeft ook op Internet grasduinen een heuristische waarde. Enkele interessante ontsluitingsmogelijkheden op het Internet zijn portals en zoekmachines:
5.7.1.Portals
5.7.2. Zoekmachines
Bell, Judith, Doing Your Research Project, 3e dr., Buckingham, Open University Press, 1999 Boer, H. de (red.) Schriftelijk rapporteren, 13e dr., Utrecht/Antwerpen, 1978 Dasselaar, Arjan, Handboek internetresearch, Eck en Wiel, Van Duuren Media, 2004 Hofstede, M., "Citation Indexes," Boek & Byte, nº 6, 1995, pp 12-13 & 282-285 Ecco, Umberto, De Bibliotheek, Amsterdam, Bert Bakker, 1988 Hart, Chris, Doing a Literature Review. Releasing the Social Science Research Imagination, London, Sage, 1998 Hout Wolters, B. van, P. Jongepier & A. Pilot, Studiemethoden, 3e dr. Utrecht, Spectrum, 1985 Rossum, A. van, Effectieve studie training. Tientallen tips om beter te studeren. Utrecht/Antwerpen, Kosom-Z&K Uitgevers, 1993 Nederhoed, Peter, Helder rapporteren. Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota's en artikelen in wetenschap en techniek, 5e dr. Houten [etc.], Bohn Stafleu Van Loghum, 1993 Sieverts, E.G. & M.W. de Jong-Hofman (red.), Online opsporen van informatie. Theorie en praktijk van het gebruik van interactieve informatiesystemen, 5e dr., Den Haag, NBLC Uitgeverij, 1994 Verschuren, P.J.M., De probleemstelling voor een onderzoek, 2e dr., Utrecht, Aula, 1988 Vorst, H.C.M., Gids voor literatuuronderzoek in de sociale wetenschappen, Amsterdam, Boom, 1982 Witkam, J.J, "Het bedrog van de OPC," Boek & Bite, no.5, 1995, pp 10-12 |